08 jun Opinie: Leerlingen zijn precies als schoenen
Roos Van Gasse ziet dat leraren wel nieuwe manieren bedenken om de kennis van leerlingen te testen, maar niet om hun examens te beoordelen.
Dit artikel verscheen op 1 juni 2018 in De Standaard
De examenperiode staat voor de deur. De leraar heeft de belangrijke taak te oordelen of leerlingen de vereiste competenties bezitten om het volgende jaar te kunnen starten. Maar wat zijn die oordelen vanuit wetenschappelijk standpunt waard?
We weten dat leraren zich tijdens de examenperiode door veel verbeterwerk moeten ploegen. Daarom zien de examens er navenant uit: gesloten kennisvragen, invulvragen en multiple choice. Die zijn behapbaar in groten getale te verbeteren en zijn tegelijkertijd betrouwbare metingen. Maar onderzoek heeft al meermaals aangetoond dat zulke vragen sterk gericht zijn op reproductie en dus geen goed beeld geven van het inzicht dat leerlingen hebben in de leerstof. Laat staan van hun vermogen om kennis toe te passen, of om die in andere contexten te gebruiken. Ze sluiten niet aan bij de verwachtingen om leerlingen op te leiden tot competente en zelfregulerende studenten. Nagaan of ze meer generieke competenties bezitten om zelf nieuwe kennis op te pikken, toe te passen en te bewerken, vergt complexere, open taken. Denk aan essays schrijven over bepaald thema’s of aan geïntegreerde proeven.
Klassenraad
‘Daar evolueren we naartoe’, zullen veel leraren nu wellicht denken. Maar als je nieuwe vraagvormen gebruikt, moet je ook herdenken hoe je die producten zult beoordelen. In het geval van open taken leert onderzoek ons dat gangbare beoordelingsmethoden niet goed werken. Verschillende leraren beoordelen eenzelfde taak soms heel anders en het oordeel van leraren kan sterk verschillen naargelang ze veel hinger hebben of net een lekker driegangenmenu hebben gegeten. En zelfs al spreken leraren expliciet af op welke criteria ze die open taken moeten beoordelen, dan nog is al bewezen dat leraren sterk verschillen in wat (of welke criteria) ze precies beoordelen. Dat soort niet-betrouwbare en niet-valide metingen vinden we in onderzoek erg problematisch.
Op zulke metingen baseren we momenteel beslissingen over de leerloopbanen en levenslopen. Natuurlijk is daarbij een belangrijke rol weggelegd voor de klassenraden, die de examenresultaten aanvullen met observaties door het schooljaar heen. Toch is het aangewezen om even te reflecteren over de kwaliteit van beoordelingen. Zeker gezien de vele tijd, energie, goede bedoelingen en stress die gepaard gaan met een fenomeen als de examenperiodes. Want we weten dat er doorgaans wat schort met de beoordelingen.
Kritisch nadenken
Er bestaan nochtans alternatieve beoordelingsmethoden die beter aansluiten bij de werking van het menselijke brein. Van nature uit maken we vergelijkingen om beslissingen te nemen. Als je bijvoorbeeld een paar schoenen gaat kopen, is de kans klein dat je naar de schoenenwinkel een criterialijst meeneemt waar je alle schoenen op beoordeelt. Wat je eerder zult doen, is vergelijken: de schoenparen onderling of een paar schoenen met een ideaalbeeld in je hoofd.
Als leraren beoordelen, doen ze hetzelfde. Geef hun één taak en het is aartsmoeilijk om een kwaliteitsinschatting te maken, bied hun taken in paren aan en ze zien meteen welke taak van hogere kwaliteit is. Door hun expertise zien leraren in een oogopslag welk opiniestuk beter beargumenteerd is, welke strategie beter is om een wiskundig probleem op te lossen, welk bronnenonderzoek diepgaander is uitgevoerd of welk beeldend werk getuigt van meer creativiteit. Door leraren samen meerdere van zulke vergelijkingen te laten maken, kan door middel van een statistisch algoritme een rangorde van kwaliteit opgesteld worden. Dat maakt het eenvoudiger om te beoordelen en dat maakt de metingen ook betrouwbaarder en meer valide.
Als we de massahysterie in juni willen voorkomen, dan is het noodzakelijk om kritisch na te denken over de kwaliteit van de metingen. Want als we blijven ploeteren met beoordelingsmethoden die niet helemaal aansluiten bij hoe ons onderwijs evolueert, wat is het oordeel van de leraar dan nog waard?